Directeur aan de kant gezet

In februari start een nieuwe algemeen directeur bij een museum. De zittende commercieel directeur, dan ongeveer vier jaar in functie, ervaart een moeizame samenwerking, die er na enkele gesprekken toe leidt dat hij een voorstel ontvangt om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. De kantonrechter wijst de ontbinding toe zonder toekenning van een billijke vergoeding. Een beroepsprocedure bij het gerechtshof volgt.  

Ontbinding
Uit notulen, emailverkeer en de verklaringen op de zitting krijgt het gerechtshof de overtuiging dat de verhouding tussen de directeuren inderdaad ernstig en duurzaam is verstoord. De oorzaak ligt enerzijds in een verschil van inzicht over de commerciële koers van het museum, en anderzijds in een verstoorde communicatie. Gezien de functie van commercieel directeur, en mede MT-lid, leidt een verstoorde samenwerking met de algemeen directeur al gauw tot de conclusie dat voortzetting van de samenwerking niet mogelijk is. De kantonrechter heeft dan ook terecht geconcludeerd tot ontbinding.

Billijke vergoeding
Het gerechtshof vindt dat het museum ernstig verwijtbaar heeft gehandeld ten aanzien van het ontstaan van de verstoorde verhouding. Niet alleen de algemeen directeur, maar ook de voorzitter van de raad van toezicht treft het verwijt dat zij, wetende dat er problemen waren in de samenwerking tussen de algemeen en de commercieel directeur geen serieuze poging hebben ondernomen, eventueel met inzet van een mediator, om tot verbetering van de samenwerking te komen. Het museum heeft overhaast gehandeld door ineens het vertrouwen in de commercieel directeur op te zeggen, waardoor een definitieve breuk uiteindelijk onvermijdelijk was.

Aan het verstoord raken van de arbeidsverhouding liggen meer oorzaken ten grondslag dan alleen het verwijtbaar handelen van het museum. Zo bestonden er duidelijke verschillen van inzicht over inhoudelijke onderwerpen, en heeft ook de commercieel directeur zich verwijtbaar opgesteld door ondermijnend te communiceren over de algemeen directeur. Het gerechtshof acht een billijke vergoeding van € 60.000,– bruto redelijk.

Let op: De werkgever heeft in dit geval geen serieuze pogingen gedaan om de samenwerking tussen de directeuren te verbeteren. Voor het gerechtshof vormt dit de directe aanleiding om een billijke vergoeding toe te kennen. 

  • Deel deze pagina